Socialisatie toller

Socialisatie


We gaan er bij een jong puppy haast altijd van uit dat het diertje zal opgroeien tot een aardige, open hond. Bij de meeste honden zal dit verwachtingspatroon ook uitkomen, maar... daar moeten we wel wat voor doen. Alleen een goed gebruik van bepaalde ontwikkelingsfasen maakt onze verwachtingen waar.

Ieder dier heeft specifieke perioden in zijn leven waarin hij bepaalde zaken leert, periodes die speciaal bedoeld zijn om het dier te leren omgaan met de dingen des levens. Deze perioden zijn voor iedere diersoort verschillend, maar voor dezelfde diersoort gelijk en voorspelbaar. Van sommige diersoorten hebben ze geen flauw benul welke perioden belangrijk zijn, maar de perioden die belangrijk zijn voor een hond zijn vrijwel van dag tot dag bekend. Amerikaanse onderzoekers als Fuller en Scott legden ruim dertig jaar geleden de basis voor deze kennis waarmee wij hondenliefhebbers nog steeds ons voordeel doen.

Vanaf twee tot acht weken leert een pup dat hij hond is

Honden kennen een kritische periode waarin ze moeten leren dat ze hond zijn en hoe zij zich als hond moeten gedragen. Deze periode loopt vanaf twee weken tot de achtste week (14 tot 49 dagen). In die periode bemoeit de moederhond zich intensief met haar pups. Ze leert ze de wijze lessen over het leven. Ergens rond de drie weken begint de moeder haar jongen zelfstandiger te maken en dat doet ze door hun afhankelijkheid van haar moedermelk te doorbreken. Waar zij het de eerste weken ieder moment van de dag goed vond als haar jongen kwamen drinken, zal de moederhond nu wat afstand nemen.

De jongen kunnen niet langer onbeperkt een beroep op haar doen en worden met een zacht gegrom en vervolgens een harde snauw en dreigende blik weggejaagd. Het is tijd dat ze zelf leren eten, al zorgt de moeder daar wel weer voor. De pups kunnen immers nog niet vlees verscheuren of op botten knagen, omdat hun kaakspieren daar nog te zwak en te onderontwikkeld voor zijn. Van jagen is nog helemaal geen sprake, want dat vraagt veel oefening en een beter ontwikkeld bewegingsapparaat. De pups hebben wel al vlijmscherpe tandjes, hoewel dat nutteloos lijkt. Later zullen ze hun prooi immers scheuren en niet fijnkauwen? Hun gebit wordt na het wisselen dan ook minder scherp, waarbij het zich aanpast aan de eisen die een jachtdier aan het gebit stelt. De vlijmscherpe tandjes van pups lijken zich dan ook met maar ‚‚n doel te ontwikkelen: pijn te doen. Daardoor leert een pup hoe hard of zacht hij bijt. Zijn moeder snauwt hem weg als hij te hard bijt en zijn broers en zusjes kermen als hij ze pijn doet. Hiermee leert hij wat hierover de regels zijn binnen zijn groep soortgenootjes.

Behalve deze belangrijke ervaring moet een hond leren welk gedrag past bij zijn hond-zijn. Sommige gedrag is gewoon aangeboren, zoals het onmiddellijk na de geboorte op zoek gaan naar de tepel en daar drinken. Maar zelfs daar wordt een pup in de loop der tijd handiger in. Omgangsregels en hondentaal door bepaalde lichaamshoudingen en (stoei)spelletjes leert een hond alleen maar door direct contact met andere honden. Zo lang hij nog 'thuis' woont, zijn dat zijn moeder en broers en zusjes, in een groter verband bij een fokker zijn dat vaak ook zijn vader, ooms en tantes. Tot de negenenveertigste dag leert een pup dat hij een hond is en de vaardigheden die daarbij horen. In die periode leert hij ook sociale spelregels kennen en het verschil tussen een dominante en onderworpen status.

Aan het einde van de zevende week weet een pup hoe hij met honden moet omgaan, maar hij moet in deze gevoelige periode ook leren met mensen om te gaan. Daarom is het prachtig als de pups opgroeien in een normale gezinssituatie waar kinderen en bezoek rondlopen die zich met de pups bemoeien. Door ze op te tillen en te kriebelen. Door ze om te draaien en de oortjes en pootjes aan te raken.

Pups die in deze periode normaal contact hebben gehad met hun moeder en nestgenootjes en gewend zijn geraakt aan contact met en aanraking door mensen, zijn veel stressbestendiger dan honden die geïsoleerd zijn opgegroeid omdat een fokker bang is dat zijn nest besmet zal worden met een gevaarlijke ziekte. Of omdat ze al zeer jong van de moeder zijn gescheiden en ondergebracht in koopschuren van gewetenloze geldjagers. Pups die opgroeien met honden en mensen zijn met zeven weken klaar om de wereld in te gaan. Ze kunnen omgaan met stress, zowel bij zichzelf als van anderen.

Met zeven weken de wijde wereld in

Wanneer een pup zeven weken oud is, is hij er mentaal aan toe om van zijn moeder en nestgenootjes gescheiden te worden. Hij is nu in staat om te leren hoe hij hond onder de mensen moet zijn. Als een pup in de vrije natuur deze leeftijd heeft bereikt, gaat hij verder weg van zijn hol en beweegt zich op onbekend terrein. Tot die tijd hebben zijn moeder en andere roedelgenoten gezorgd dat de wereld rond zijn hol veilig was en vrij van roofdieren. Hij kon dus frank en vrij op onderzoek uitgaan. Maar nu hij ouder is en de veilige omgeving durft te verlaten, moet hij voorzichtig worden.

Zijn veilige wereld kan immers veranderen in een boze wereld, gevaar dreigt om iedere hoek. Daarom schrikt hij sneller en neemt zijn vluchtgedrag toe. Daarmee moet een nieuwe eigenaar wel rekening houden: de pup moet heel veel nieuwe ervaringen opdoen, maar tegelijk moeten traumatische ervaringen voorkomen worden. Juist in deze periode kan zo'n traumatische ervaring diepe sporen achterlaten en de oorzaak zijn van een hond die angstig is op latere leeftijd.

Een pup socialiseren is niet moeilijk, maar een kwestie van gezond verstand. Er moet rekening worden gehouden met al die dingen die later normaal zijn in het leven van een huishond. Daarmee moet het diertje kennismaken: hij moet wennen aan verkeerslawaai, overkomende vliegtuigen en brommers met kapotte uitlaten, hij moet wennen aan de stofzuiger, voetballende kinderen en aan mensen in 'afwijkende' kleding of met een andere huidskleur, hij moet wennen aan mannen ‚aan vrouwen, aan baby's en aan gillend rondrennende kleuters, hij moet wennen aan grote en kleine honden, aan kort- en langharige honden en aan honden met een extreem ander uiterlijk, enzovoort.

Zorg dat de pup al deze zaken meemaakt, niet zomaar een keertje, maar zeer regelmatig. Stop de pup in bad, föhn hem, borstel hem, neem hem mee in de auto, naar de markt, naar feestjes, naar het bos, naar katten, enzovoort. Maak optimaal gebruik van deze zeer belangrijke maar kortstondige periode, alleen dan legt u de basis voor een open hond.

Socialisatie is een constant proces

De basis voor een open, stressbestendige hond brengt u aan vanaf de achtste week tot aan de twaalfde week. Maar dan bent u nog niet klaar. Als u vanaf dat moment de hond veilig thuis houdt omdat uw dierenarts of fokker u waarschuwt voor enge ziektes, dan kunt u makkelijk van een kouwe kermis thuiskomen. Uw goed gesocialiseerde pup wordt alsnog onhandig in de sociale omgang met andere honden en mensen, en ontwikkelt zich tot een terughoudende hond of zelfs angstbijter.

Wat denkt u wat er gebeurt als u uw mensenpeuter in contact brengt met andere kinderen totdat hij een jaar of zes-zeven, is en hem dan vervolgens thuishoudt omdat u bang bent dat hem iets overkomt? Het kind mag niet naar sportscholen (het kan vallen en iets breken), niet naar feestjes (daar is seks en drugsgevaar), niet buiten spelen (daar zijn kinderlokkers)... Denkt u dat uw kind dan opgroeit tot een sociaalvaardige volwassene die vol zelfvertrouwen de wereld instapt? Vast niet. Maar van honden denken we dat merkwaardig genoeg wel. Veel angstige, volwassen honden hebben hun gedrag te danken aan een zeer beschermd (en saai!) leven na een goed gebruikte socialisatieperiode.

Heeft u geen directe mogelijkheden in uw eigen omgeving, zoek dan puppyklassen bij u in de buurt. Overtuig u ervan dat men daar de mogelijkheden schept om uw hondje te laten omgaan met verschillende mensen en honden. En dat men daar rekening houdt met het karakter van uw hondje. Een schuchtere jonge hond heeft immers een voorzichtiger opbouw nodig dan een echte rauwdouwer. Wat overigens niet inhoudt dat u hem te veel moet beschermen door hem gerust te stellen als hij ergens van schrikt. Of nog erger, door hem op te tillen en te troosten.

Negeer juist zijn schrik en schenk aandacht aan open gedrag. Realiseer u dat uw goedbedoelde, beschermende gedrag vaak juist de oorzaak is van toekomstig angstig gedrag! Resumerend: honden hebben een socialisatieperiode die loopt van de derde tot en met de twaalfde week. In die tijd leren ze zich eerst binnen en later buiten het nest sociaal te gedragen, mits ze daartoe de gelegenheid krijgen. Die verantwoordelijkheid ligt bij de fokker en bij de nieuwe eigenaar. Vanaf de socialisatieperiode blijft contact met de wijde wereld noodzakelijk om geleerde vaardigheden verder uit te bouwen en te onderhouden.

Bron: Martin Gaus Gedragscentrum